Märchen von Heilung und Hoffnung
Eugen Drewermann
ISBN: 9783491210059, Patmos, 07/2008
Dit boek is een heruitgave van Der Herr Gevatter, Der Gevatter Tod, Fundevogel. Arzt und Tod im Märchen, Water-Verlag 1990.
Sprookjes hebben iets merkwaardigs. Zij worden voorgelezen aan kinderen, maar goed beschouwd vertellen ze dikwijls ontwikkelingsgeschiedenissen, die volwassenen inzicht geven in het menselijk bestaan.
Drewermann is als geen ander in staat om de diepe wijsheid van de sprookjes aan het licht te brengen. Hij maakt daarbij gebruik van de inzichten van de dieptepsychologie, van de betekenis van de symbolen en van diverse verhalen uit de literatuur.
Voor een kennismaking met zijn methode is het sprookje Das Mädchen ohne Hände, Walter-Verlag, 13. Auflage 1999 m.i. heel geschikt.
In An den Grenzen der Medizin bespreekt Drewermann drie sprookjes van de Gebroeders Grimm. Na een korte inleiding volgt de tekst van het sprookje met een uitgebreide dieptepsychologische verklaring van de vaak wonderlijke inhoud van de vertelling.
In de eerste twee sprookjes wordt op symbolische wijze de verhouding van arts, patiënt en dood beeldend beschreven. In ‘Der Gevatter Tot’ gaat het om de geschiedenis van een man, die bij zijn geboorte, als kind van arme ouders, de ‘dood’ als peetoom kreeg. ‘Vriend Hein’ maakt zijn petekind tot een beroemd arts, doordat hij hem een kruid schenkt, waarmee hij zelfs doodzieke mensen weet te genezen. Hij mag daar alleen gebruik van maken, als hij de ‘dood’ aan het hoofdeinde van een ziekbed ziet staan. Staat de ‘dood’ aan het voeteneinde van een zieke, dan moet hij verklaren, dat hij geen hulp meer te kan verlenen.
Artsen moeten hun grenzen kennen en laten weten of er nog genezing mogelijk is. Is de dood onvermijdelijk, dan hebben we een andere kijk op het leven nodig, die de dood niet ontkent, maar ons inzicht geeft in wat ‘leven’ voorbij de dood is.
Het derde sprookje laat op humoristische wijze zien hoe de vrienden, Fundevogel (een door een roofvogel meegenomen kind) en Lenchen (het kind van een boswachter), zich telkens weten te redden uit de handen van de wrede, oude ‘kokkin’. Het verhaal geeft in de uitleg van Drewermann een hoopvol uitzicht voor iedereen, die met het sterven geconfronteerd is en wordt.
(Aart de Groot)