Ga naar de inhoud
Home » Een biografie van Eugen Drewermann – 1

Een biografie van Eugen Drewermann – 1

Link naar deel 2: over de periode na het ontslag uit de kerk
Link naar deel 3: over de periode na 2013

door Aart de Groot

Dwarshoofd, rebel of ketter?

Eugen Drewermann

In 1994 verschijnt Was ich denke van Eugen Drewermann. Daarin kijkt hij terug op de ontwikkeling in zijn denken en op de strijd, die hij een decennium lang binnen de katholieke kerk heeft gevoerd.
Hij is inmiddels ontheven uit zijn ambt als privaatdocent aan de katholieke hogeschool in Paderborn (1991), gevolgd door een preekverbod en een schorsing als priester (1992).

Hoe kon dit gebeuren? Is Drewermann een dwarshoofd, een rebel, een ketter?
Zelf merkt hij op: ‘Nee, ik heb geen plezier in ruzie. Integendeel, ik heb een groot verlangen naar harmonie en een goede verstandhouding. (..) Wie de vrijheid van denken en de ontwikkeling van persoonlijke gevoelens voor wezenlijk houdt, raakt onvermijdelijk in conflict met alle vormen van autoritair bestuur in kerk en samenleving.’

katholieke hogeschool in Paderborn

Kapelaan in Bad Driburg

Drewermann ziet het priesterambt als dienst aan de gelovigen. Maar al gauw blijkt na de wijding in 1966, dat de priesteropleiding hem niet die inzichten heeft gegeven, die hij nodig heeft om zijn pastorale taak als kapelaan in Bad Driburg uit te oefenen. Hij wordt bijvoorbeeld geconfronteerd met echtscheiding, homoseksualiteit en abortus. De kerk heeft geen adequaat antwoord op deze problemen.

Drewermann vervolgt zijn inleiding in Was ich denke met: ‘Het is de leerzame les van de zalm, dat men pas werkelijk vruchtbaar is, als men terugkeert tot de plaats van zijn eigen oorsprong. Maar daarvoor moet men wel honderden mijlen tegen de stroom in zwemmen, de hele weg terug, waarover men zich eerst achteloos heeft laten wegdrijven’.

De menselijke dimensie

Eugen Drewermann

Drewermann stopt met zijn werk als kapelaan en begint in 1969 een studie in de school van de neo-psychonalyse van H. Schultz-Hencke in Goldbrunn bij Göttingen. Deze studie veroorzaakt na enkele trimesters een crisis in zijn theologisch denken. De kloof tussen de kerkleer, in het bijzonder de offertheologie, en zijn eigen psychologische inzichten wordt gaandeweg groter. Hij besluit om opnieuw de theologie van de bijbel te onderzoeken en wel met behulp van de psychoanalyse en de filosofie.

De structuren van het kwaad

Strukturen des Bösen van Eugen Drewermann

Drewermann gaat zich in 1972 in Paderborn wijden aan een proefschrift. Hij verdiept zich in de mythische verhalen uit het begin van de bijbel, Genesis 2 – 11, de zogenaamde jahwistische oergeschiedenis.
Hij blijkt in staat de bekende verhalen over het paradijs, de zondeval van de mens, de broedermoord, de zondvloed en de torenbouw van Babel opnieuw te interpreteren vanuit de filosofie, theologie en psychoanalyse.
Drewermann legt in de jaren 1975 tot 1978 zijn bevindingen neer in het driedelige werk Strukturen des Bösen. Die jahwistische Urgeschichte in exegetischer Sicht (deel I), in psychoanalytischer Sicht (deel II), in philosophischer Sicht (deel III).

Hij studeert summa cum laude af en wordt docent aan de theologische faculteit van Paderborn.

Kwaad uit angst

Drewermann verwerpt de geschiedkundige en moralistische uitleg van het zondevalverhaal, zoals die door de katholieke kerk wordt aangehangen. Voor Drewermann ligt in de dynamiek van de beschrijving en in de gebruikte mythische beelden de zeggingskracht en de betekenis van de teksten. De bijbelschrijver wil geen geschiedenis schrijven, maar hij wil vertellen hoe het kwaad tengevolge van de angst er in de mens altijd al is en zal blijven, tenzij de mens, door God geroepen, met innerlijk vertrouwen op weg gaat.

De mens is volgens de verhalen van Genesis 2 tot en met 11 een misleid wezen, dat door angst overvallen tot het kwade komt. De slang in het paradijs brengt vragenderwijs God in diskrediet door tegen Eva te zeggen: ‘Is het waar dat God gezegd heeft dat jullie van geen enkele boom in de tuin mogen eten?’ De slang insinueert hiermee, dat God een heerser is, die alles verboden heeft. In de verdediging van de vrouw is de angst al voelbaar: ‘We mogen de vruchten van alle bomen eten, behalve die van de boom in het midden van de tuin. God heeft ons verboden van de vruchten van die boom te eten of ze zelfs maar aan te raken; doen we dat toch, dan zullen we sterven.’ De toegevoegde opmerking over het verbod van de aanraking van de boom is een subtiele uiting van de ontstane angst. Maar de slang ontkent dat de mens zal sterven en zegt: ‘Jullie zullen helemaal niet sterven. Integendeel, God weet dat jullie de ogen zullen opengaan, zodra je daarvan eet, dat jullie dan als goden zullen zijn en kennis zullen hebben van goed en kwaad.’ De mens wendt zich in zijn angst van God af en kiest in zijn zelfgenoegzaamheid een eigen weg. De angst verwijdert de mens van God en brengt hem tot een ingebeelde beheersing van zijn bestaan.

Schuld

In het tweede deel van Strukturen des Bösen laat Drewermann zien, dat de psychoanalyse met haar kennis van het onbewuste en de innerlijke drijfveren van de mens, bijdraagt aan het verstaan van deze oergeschiedenis. De hele oergeschiedenis brengt een ontwikkeling van het kwaad in de mensheid in beeld, die tegen de achtergrond van de angst ook in de persoonlijke ontwikkeling van kind tot volwassene is terug te vinden.
De psychoanalyse laat met name bij de ziektebeelden van de verschillende neurosen zien hoe angst en schuld de mens ziek maken en hem in de ellende storten.

Hoe kan het kwaad zich laten verklaren als iets dat wezenlijk en noodzakelijk tot ieder mens behoort, terwijl de schuld van de mens toch veronderstelt, dat hij vrij is om te kiezen tussen goed en kwaad? Om deze vraag te kunnen beantwoorden gaat Drewermann bij de filosofie te raden.

Kierkegaard

In het derde deel van Strukturen des Bösen onderzoekt hij wat de filosofen zeggen over de vrijheid van de mens en de noodzakelijkheid van het kwaad. Drewermann komt uit bij Sartre en zijn sociale existentiefilosofie. Een mens die zich in zijn angst voor de vrijheid en in zijn walging ten gevolge van de toevalligheid van zijn bestaan, geworpen voelt in het niets, probeert een onmogelijke godgelijkheid na te jagen. Hij zal zich niet anders tot zichzelf en anderen kunnen verhouden, dan de mensen in de verhalen van Kain en Abel en van Lamech en zijn vrouwen. Het is de angst, die een mens vervreemdt van zichzelf, verwijdert van de ander en naar macht doet grijpen om staande te kunnen blijven.

Kierkegaard

Bij Kierkegaard komt Drewermann ook het begrip vertwijfeling tegen. Kierkegaard ziet de mens als synthese van lichaam en ziel, hartstocht en verstand, eindigheid en oneindigheid en hij ziet hem als geest, het Zelf, het bewustzijn dat zich in gevoelens, gedachten, zorgen en herinneringen tot zichzelf verhoudt. Vertwijfeling is voor Kierkengaard iets algemeen menselijks en onvermijdelijks.

In zijn vertwijfeling voelt de mens zich machteloos, zijn vrijheid wordt tot innerlijke verdeeldheid. Door egocentrisme bindt de mens zich zo sterk aan datgene, waar hij van af wil, dat het leven elk perspectief verliest. In die geslotenheid kan de mens niet voor het goede kiezen. Het is aan het Zelf om zijn vrijheid te gebruiken en zich door een vertrouwen op een absoluut wezen, God, niet schuldig te maken aan de gevolgen van de angst. Zo krijgt de verantwoordelijkheid van de mens betekenis en doel.

Angst en vertrouwen

Drewermann haalt met zijn studie over de mythische verhalen uit het begin van de bijbel het begrip zonde uit de sfeer van het moralisme. Het is de angst die de mens tot het kwade leidt, als hij God de rug toekeert en hem in den blinde doet grijpen naar de macht om zich te kunnen handhaven in een vijandig leven ten koste van anderen. Alleen in vertrouwen op God kan de mens over de afgrond van de angst heen in liefde met zichzelf en zijn medemens in het menselijke bestaan gelukkig leven. Drewermann heeft hier het belangrijkste thema en uitgangspunt voor zijn verdere werk gevonden: angst en vertrouwen.

In het voorwoord van Strukturen des Bösen vergelijkt Drewermann deze uitgebreide studie met een Trojaans paard dat, eenmaal binnen de muren van de kerk, invloed zal uitoefenen op de leer en de moraal.

Symbolische taal

Das Mädchen ohne Hände - Grimms Märchen tiefenpsygologisch gedeuted - Eugen Drewermann

Met de dieptepsychologische methoden is Drewermann nu in staat om ook andere teksten te lezen, die door hun mythische en symbolische taal vreemd zijn geworden voor de moderne mens. Bijbelverhalen, maar ook sprookjes bevatten de taal van de dromen en de symbolen, die wortelt in de archetypische beeldenwereld van het onbewuste. In wezen gaan de sprookjes over de tegenstellingen en conflicten in de menselijke psyche.

In 1981 verschijnt als eerste uitgave Das Mädchen ohne Hände, dat in 1999 de 13e oplage beleeft. Het is het begin van een lange reeks boeken waarin meer dan 20 sprookjes dieptepsychologisch worden uitgelegd. In deze reeks hoort ook het bijbelverhaal over Jona in Und der Fisch spie Jona an Land (2001).

De samenleving

Der tödliche Fortschritt, Von der Zerstörung der Erde und des Menschen im Erbe des Christentums

Drewermann komt als vegetariër en pacifist naar buiten. De vernietiging van het milieu en de verwoesting door het oorlogsgeweld gaan hem buitengewoon ter harte. Hij ziet dat er een nieuw mensbeeld nodig is en een visie, waarin de mens geen heersende rol speelt, maar als deel van de natuur wordt opgevat. Tegen de oorlog houdt hij een hartstochtelijk pleidooi voor de vrede, waarin hij pleit voor een nieuwe cultuur van menselijke betrekkingen.

Over het milieu en de oorlog schrijft hij in twee studies: Der tödliche Fortschritt. Von der Zerstörung der Erde und des Menschen im Erbe des Christentums (1981), waarin het antropocentrische en patriarchale mens- en wereldbeeld van de kerk mede als oorzaak van de toenemende verwoesting van de natuur wordt blootgelegd, en Der Krieg und das Christentum. Von der Ohnmacht und Notwendigkeit des Religiösen (1982)

Die Spirale der Angst - Der Krieg und das Christentum - Eugen Drewermann

In Die Spirale der Angst laat Drewermann zien hoe in het christendom door de morele onderdrukking van de driften de psychodynamiek van de angst wordt versterkt, zodat de agressie van mensen toeneemt en hen belemmert om vrede te zoeken.

De dieptepsychologie blijkt een bron, die op veel terreinen een stroom van inzichten geeft.

Theoloog en psychotherapeut

Ook op het terrein van de persoonlijke levensvragen is Drewermann nu in staat om met zijn kennis van de dieptepsychologie een visie op het menselijke gedrag en het menselijke streven te ontwikkelen. Hij kan nu ook zijn kritiek op de katholieke moraaltheologie verwoorden.

Drewermann is van mening dat een christelijke moraaltheologie alleen in samenwerking met de menswetenschappen van betekenis kan zijn in de ingewikkelde werkelijkheid van het menselijke bestaan. Als de mensen uit angst en dwang handelen is het niet mogelijk om een goede weg te vinden. Alleen door een herwonnen vertrouwen is men in staat een nieuw leven op te bouwen.

De moraal

Psychoanalyse und Moraaltheologie, Eugen Drewermann

Deze opvattingen en de kritiek op de katholieke moraaltheologie uit Drewermann in het driedelige werk Psychoanalyse und Moraltheologie (deel I Angst und Schuld; deel II Wege und Umwege der Liebe; deel III An den Grenzen des Lebens), dat verschijnt in de jaren 1982-1984.
Drie ideeën hebben, volgens Drewermann, de ontwikkeling van het christendom op dood spoor gebracht:

  1. het negeren van het onbewuste in de christelijke theologie;
  2. de eenzijdige verstandelijke benadering van de religiositeit en
  3. de verzelfstandiging van de moraalleer tegenover de geloofsleer.

Volgens Drewermann biedt een synthese tussen dogmatiek en psychoanalyse een heilzame weg. De psychotherapie is een wezenlijke bijdrage aan het pastoraat en de zielszorg. Tegenover het onheil van de angst staat het heil van het vertrouwen, dat genezing kan brengen.

De liefde, de dood

In het tweede deel schrijft Drewermann over de belangrijkste thema’s uit het menselijke leven: de liefde, de problemen door de projecties van gevoelens, wensen en angsten, huwelijk en echtscheiding, over homoseksualiteit en de noodzaak van een confronterende gesprekstherapie. Wetten en sancties kunnen hier geen hulp en verandering, geen bevrijding en genezing brengen. Een menselijke benadering met begrip en geduld, zoals Jezus tegenover de mensen laat zien, kan dat wel.
Drewermann spreekt in het derde deel over de grenssituaties van het leven: over de tragiek van de uitzichtloosheid bij suïcide, de existentiële onmacht bij de leugen, de innerlijke onstandvastigheid bij verslaving, over ouderdom en ziekte, over oorlog en religie.
De reacties op zijn werk van de kerkelijke leiders en van de moraaltheologen zijn inmiddels een stuk minder positief.

Exegese en dieptepsychologie

Tiefenpsychologie und Exegese

In 1984 verschijnt Tiefenpsychologie und Exegese Deel I. Die Wahrheit der Formen. Traum, Mythos, Marchen, Sage und Legende en aansluitend in 1985 Tiefenpsychologie und Exegese. Deel II. Die Wahrheit der Werke und der Worte. Wunder, Vision, Weissagung, Apocalypse, Geschichte, Gleinis. In deze twee delen beschrijft Drewermann hoe de dieptepsychologie een bijdrage kan leveren aan de uitleg van de bijbel. De bijbelverhalen bevatten de waarheid van een religieuze ervaring en vertellen wat de uiterlijke wereld van de feiten innerlijk betekent.

De gekozen vorm van het verhaal bepaalt de achtergrond voor een uitleg. Het maakt verschil of een mythe dan wel een wonderverhaal verteld wordt. Drewermann bespreekt elk genre en laat bijvoorbeeld zien, wat de exegese met betrekking tot de wonderverhalen van de sjamanen kan leren. Voor hem is de droom vooral van belang bij de uitleg van archetypische verhalen, zoals mythen en sprookjes. Verder gebruikt Drewermann voor het ontwikkelen van zijn inzichten de etnologie, de antropologie, de gedragswetenschap en de godsdienstgeschiedenis.

Verhaalvormen

Drewermann beschrijft ook een aantal methodische regels met een uitvoerige toelichting voor de dieptepsychologische uitleg van de verschillende verhaalvormen, zoals voor mythen, sprookjes, sagen, legenden en wonderverhalen. Daarbij geeft hij diverse voorbeelden, waaruit blijkt hoe vruchtbaar de dieptepsychologische exegese is voor het verstaan van de bijbelse verhalen, zoals bijvoorbeeld het uittochtverhaal van Israël, het verhaal van de maagdelijke geboorte van Jezus, de genezing van de bezetene van Gerasa en enkele visioenen uit het boek Openbaringen.
Inmiddels groeit binnen en buiten de kerk de belangstelling voor de opvattingen van Drewermann. Hij treedt op voor radio en tv; hij geeft lezingen en er verschijnen interviews en artikelen in de pers. Zijn boeken krijgen herdruk na herdruk. Hij blijft trouw aan zijn innerlijke motivatie om de mensen te helpen bij hun levensproblematiek, ook in zijn therapeutische praktijk.

Dein Name ist wie der Geschmack des Lebens

Door zijn uitleg van de bijbelse verhalen geeft Drewermann de mensen het gevoel, dat zij weer grond onder de voeten krijgen en de problemen in het leven het hoofd kunnen bieden.

Zijn dieptepsychologische interpretatie van het kerstverhaal van Lukas verschijnt eind 1986 in de uitgave Dein Name ist wie der Geschmack des Lebens. Daarin mediteert Drewermann over de beelden van de maagdelijke geboorte van de koning in de betekenis van de oud-egyptische godsdienst, waarin de moeder van de farao op de dag van zijn troonsbestijging geprezen wordt als maagd.

Beelden van verlossing

Das Markusevangelium. Erster teil. Bilder von Erlösung - Eugen Drewermann

In 1987 verschijnt Das Markusevangelium. Erster teil. Bilder von Erlösung, waarin de teksten van de evangelist Marcus over Jezus, op een pastorale wijze vanuit de dieptepsychologie worden uitgelegd. Voorbeelden uit zijn eigen therapeutische praktijk verduidelijken de verhalen van Marcus. Daarbij staat het kind als voorbeeld en symbool voor onze verhouding tot God in het middelpunt.
In de inleiding sluit Drewermann aan op zijn proefschrift, waarin de tragedie van het menselijk leven wordt omschreven als een onheilspellende existentie in het getto van de angst.

Marcus laat zien dat er uit dit getto een weg is naar de vrijheid in een nieuw bestaan, dat alleen in een absoluut vertrouwen op God bereikbaar is.
Drewermann concretiseert steeds de problematiek, die in de verhalen vervat is, en maakt de verlossende beelden doorzichtig tot in het eigen leven van de lezer. Daarbij schuwt hij niet kritiek te leveren op de zijn inziens verkeerde opvattingen van de kerk, die het bevrijdende karakter van het evangelie in de weg staan.

Het groeiend conflict

In gesprekken en in kerkbladen wordt vanuit de katholieke kerk uiting gegeven aan bezwaren tegen de openlijke steun, die Drewermann geeft aan mensen die gescheiden zijn of een abortus hebben laten plegen. De kritiek krijgt steeds meer een persoonlijk karakter. Achter de schermen wordt over een kerkelijk proces gesproken, maar het is nog onduidelijk wat er gaat gebeuren.

aartsbisschop J. J. Degenhardt (1926-2002)

Op 20 juni 1986 brengt de aartsbisschop J. J. Degenhardt (1926-2002) een bezoek aan Drewermann en bij die gelegenheid zegt hij zonder verder commentaar: ‘Men leest in Rome uw boeken.’ In januari 1987 ontvangt Drewermann van zijn aartsbisschop een brief met een aantal vragen, waaronder de vraag: ‘Is voor u de schoot van de maagd Maria slechts een symbool?’

De tegenstellingen nemen toe en komen in de loop van 1987 verder in de publiciteit na het verschijnen van Tiefenpsychologie und keine Exegese. Ein Auseinandersetzung mit Eugen Drewermann door G. Lohfink en R. Pesch.
De schrijvers zijn nieuwtestamentici en actieve leden in de ‘Integrierten Gemeinde’ in München. Zij geven in de vorm van een strijdschrift hun reactie op de ontwikkelde hermeneutiek van Drewermann. Zij stellen in hun voorwoord: Exegese, die tot dieptepsychologie is gereduceerd, is esoterie.

R. Pesch
R. Pesch
G. Lohfink
G. Lohfink

Volgens zijn tegenstanders beoordeelt Drewermann de historisch-kritische exegese verkeerd. Zij vinden ook dat hij de dieptepsychologie ziet als middel voor alle kwalen. Met zijn nadruk op de droom van de individuele mens gaat Drewermann voorbij aan de eigenlijke plaats van de schriftuitleg, de kerkelijke gemeente. Met name de noties van het onbewuste en de therapeutische benadering behoren naar hun mening niet tot een theologische exegese.

Moderne gnosis

Drewermann reageert op het strijdschrift met “An ihren Früchten sollt ihr sie erkennen”. Antwort auf Rudolf Peschs und Gerhard Lohfinks “Tiefenpsychologie und keine Exegese”(1988). Hij constateert dat Pesch en Lohfink zijn eerder uitgegeven werk niet kennen. De kritiek van Drewermann op de huidige vorm van bijbelexegese is in wezen niet dieptepsychologisch maar theologisch gefundeerd, zoals uit zijn proefschrift blijkt. Het verwijt dat hij een soort zelfverlossingsreligie voorstaat, een moderne gnosis aanhangt en archetypische beelden onfeilbaarheid toekent, wordt door hem ontzenuwd. Hij strijdt niet voor een eigen ‘theologisch systeem’, maar biedt een therapeutische theologie.

In zijn nawoord laat Drewermann weten, dat het strijdschrift van Lohfink en Pesch geen wetenschappelijke discussie dient, maar past bij de gebruikelijke vorm waarmee de kerkelijke leiding een veroordeling van een schrijver pleegt voor te bereiden. Zijn integratie van psychologie en theologie wordt eerst in diskrediet gebracht om vervolgens tot een boycot over te kunnen gaan.

Lijdensgeschiedenis

Intussen is in 1988 het tweede deel van het commentaar op het evangelie van Marcus verschenen: Das Markusevangelium. Zweiter Teil. Bilder von Erlösung.

De lijdensgeschiedenis van Jezus, die Marcus beschrijft, laat een realistische benadering zien en mag volgens Drewermann niet leiden tot het ontwikkelen van een religieus masochisme, zoals in de kerk wel heeft plaatsgevonden. De weg van de vrouwen naar het graf wordt uiteindelijk tot een weg van hoop: de leer van de onsterfelijkheid vervult ons weliswaar met het verlangen naar de eeuwigheid, maar de boodschap op paasmorgen geeft ons reeds in dit leven vreugde en uitzicht.

Ich steige hinab in die Barke der Sonne. Meditationen zu Tod und Auferstehung , Eugen Drewermann

Ondertussen groeit het conflict tussen Drewermann en kerkelijke leiders. Men laat echter het nemen van eventuele maatregelen over aan de aartsbisschop J. J. Degenhardt in Paderborn. Die voelt niet veel voor een lange procedure en hoopt dat Drewermann zelf zijn docentschap opgeeft.

In het najaar 1988 verschijnt Ich steige hinab in die Barke der Sonne. Meditationen zu Tod und Auferstehung. Deze meditaties over dood en opstanding gaan uit van verhalen uit de literatuur en van het thema onsterfelijkheid in de oude Egyptische religie. Ook behandelt Drewermann in dit boek de hoofdstukken 20 en 21 uit het Johannesevangelie.

Leer- en preekverbod

Direct na de verschijning van deze uitgave begint Drewermann aan een nieuw werk, dat het conflict tussen de kerkelijke leiding en Drewermann zal verscherpen en definitief in de openbaarheid zal brengen.
Tot nog toe heeft hij de psychologie gebruikt voor pastoraat en exegese, ten dienste van het geloof van de leken. Hij gaat nu verder en gebruikt de psychoanalyse om de structuur van de kerkelijke ideaalbeelden bij de geestelijken en de orde-zusters te analyseren.

Kleriker, Psychogramm eines Ideals - Eugen Drewermann

In Kleriker, Psychogramm eines Ideals (1989) brengt Drewermann de psychische nood van de geestelijken en de ordenzusters aan het licht. Hij bestrijdt de onmenselijke dwang, die binnen de katholieke kerk heerst, door het opgelegde celibaat en de vereiste gehoorzaamheid aan de kerkelijke regels.
Het boek roept veel herkenning en positieve reacties op bij de geestelijken en het beleeft in één jaar zijn achtste druk. Maar er zijn ook mensen die zich beledigd voelen.

De kerkelijke leiding wil dat de aartsbisschop Degenhardt overgaat tot een procedure om Drewermann zijn leerbevoegdheid te ontnemen. Na een briefwisseling vindt er op 31 januari 1990 een gesprek plaats met Drewermann in het bijzijn van beider raadsmannen, de professoren A. Klein en P. Eicher. Het gesprek gaat over het boek Kleriker, maar ook de Mariologie, die Drewermann in dit boek niet behandelt, komt aan de orde. Degenhardt behoudt zijn bedenkingen. Hij geeft opdracht om een protocol van het gesprek op te stellen voor ondertekening.

Adhesiebetuigingen

Het protocol van het drie en half uur durend gesprek blijkt zo veel fouten, tekortkomingen en eenzijdige beweringen te bevatten, dat Drewermann het stuk herschrijft en aanvult. De ondertekening door de aartsbisschop blijft uit en er komt ook geen verder gesprek. Drewermann zoekt de openbaarheid en schrijft een open brief aan aartsbisschop Degenhardt in het weekblad Die Zeit.

P. Eicher
P. Eicher

Zijn raadsman P. Eicher schrijft een uitvoerige brief over de stand van zaken en de stijl van de bisschoppelijke aanpak in Publik-Forum. Er komen vele adhesiebetuigingen met het verzoek om een faire procedure, onder andere van de katholieke theologiedocenten van de universiteit in Paderborn.

Ook in het buitenland dringt de discussie door. Bij de Nederlandse uitgever Meinema in Zoetermeer verschijnt Beelden van verlossing (1990), een gedeeltelijke vertaling van Das Markusevangelium, Bilder von Erlösung.

Op 6 juli 1990 heeft er in het kader van een eventuele procedure tot een leerverbod een lang gesprek plaats in het bisschoppelijke paleis tussen Degenhardt en Drewermann, weer in het bijzijn van hun adviseurs, A. Klein en P. Eicher. Het zes uur durende gesprek over de openbaring van God, de menswording van Christus, de eed en de belofte van geestelijken en de onmogelijkheid van echtscheiding en het priesterambt, lijkt na afloop een wending in de zaak te brengen. Degenhardt laat weten, dat er door de uitvoerige discussie op verschillende punten verregaande overeenstemming blijkt te bestaan. Maar na ruim een jaar is het verslag van het opgenomen gesprek nog steeds niet door de deelnemers ondertekend, weer vanwege verschil van mening over de inhoud van het gemaakte verslag.

Der Klerikerstreit, Die Auseinandersetzung um Eugen Drewermann

Het boek Der Klerikerstreit, Die Auseinandersetzung um Eugen Drewermann (onder redactie van Peter Eicher, 1990) geeft een overzicht van de strijd die Drewermann met de katholieke kerk voert.

Op 5 september 1991 stelt Degenhardt onverwacht zonder opgaaf van redenen Drewermann op de hoogte van het feit, dat hem niet alleen een leerverbod maar ook een schorsing als priester te wachten staat.

Kerkelijke leerbevoegdheid

bisschop Jacques Gaillot
bisschop Gaillot

De aartsbisschop wijst verdere verzoeken om voortzetting van de gesprekken af. Degenhardt ontneemt per decreet van 7 oktober 1991 Drewermann zijn kerkelijke leerbevoegdheid aan de theologische faculteit Paderborn.
De Franse bisschop Gaillot, die eerder uit het ambt is ontheven, betuigt hem zijn medeleven. De kerkelijke leiding laat niets van zich horen.

Op 23 december 1991 heeft het weekblad Der Spiegel een interview met Eugen Drewermann. Drewermann vertelt daarin over zijn strijd met de bisschoppen met betrekking tot de maagdelijke geboorte, opstanding, hemelvaart, het priesterambt en abortus. De Bijbelse beelden beschrijven geen historische gebeurtenissen, maar zij moeten symbolisch de kracht tonen, waardoor Jezus de mensen geneest en tot henzelf voert. In de opstanding geloven betekent God vertrouwen, dat zijn liefde tot over de dood heen reikt.

Uit het ambt

Drewermann wil priester blijven. Maar na dit interview volgt op 9 januari 1992, zonder voorafgaand proces, een preekverbod en ontheffing uit zijn ambt als hulpkapelaan van de parochie St. Georg in Paderborn. Het veroorzaakt in de kerkelijke gemeente veel onrust. Drewermann verklaart op 16 maart 1992, dat hij als teken van ontspanning zijn priesterambt laat rusten en genoegen neemt met de status van onafhankelijk schrijver. Maar de aartsbisschop ontheft hem op 24 maart 1992 uit zijn ambt en daarmee wordt Drewermann geschorst als priester in de katholieke kerk.

Giordano Bruno oder Der Spiegel des Unendlichen - Eugen Drewermann

In Worum es eigentlich geht, Protokoll einer Verurteilung (1992) geeft Drewermann een nabeschouwing op het gesprek van 6 juli 1990, dat in zijn geheel is opgenomen. Verder volgen briefwisselingen, documenten en interviews met betrekking tot het conflict en de veroordelingen in de periode 1889-1992.

Intussen verschijnt het boek: Giordano Bruno oder Der Spiegel des Unendlichen (1992). Een roman over de gedachten van een man kort voor zijn terechtstelling, die als eerste geestelijke eind 16e eeuw de consequenties uit de ontdekkingen van Copernicus probeerde te trekken voor de kosmologie, de antropologie en de theologie. Hij zat acht jaar in de gevangenis van de roomse inquisitie en werd op 17 februari 1600 in Rome verbrand.

Aart de Groot

Link naar het tweede deel van een biografie van Eugen Drewermann
2610