Er zijn weinig hedendaagse theologen, die op zoveel gebieden thuis zijn als Eugen Drewermann. Zijn eruditie is verbijsterend en zijn ijver niet minder. Deze Duitse theoloog en psychotherapeut is geen onbekende in Nederland. Al een aantal malen was hij te gast in ons land en inmiddels zijn er zo’n vijfentwintig boeken van hem vertaald in het Nederlands.
Toch is er iets vreemds in de wijze waarop hier te lande aandacht aan hem wordt geschonken. Dat ligt niet aan zijn pleitbezorgers. Het is onder andere aan Nico ter Linden te danken, dat Drewermann bij een groter publiek bekend werd. In ‘Het verhaal gaat’ (Ter Linden’s zesdelige hervertelling van de bijbel) komen we in bronvermelding de naam van Drewermann diverse malen tegen.
Dat geldt niet voor veel van de overige theologische literatuur. Uitzonderingen daargelaten lijkt het wel of Drewermann in Nederland nauwelijks meedoet in wat er in kerk en theologie gaande is. Het is echter de vraag of deze indruk juist is. Velen heeft hij door het bevrijdend karakter van zijn werk aangesproken, maar een platform om daarover van gedachten te wisselen was er tot dusver niet.
Symbolisch verstaan
Daar gaat nu verandering in komen. Op 6 oktober 2007 ging de Studiekring Drewermann van start. Over belangstelling valt niet te klagen, maar er klinken ook andere geluiden. “Nu nog een Drewermann Studiekring? Heeft hij nog iets nieuws te brengen? Is zijn huidige werk geen eindeloze herhaling van inmiddels bekende thema’s?” Helemaal zonder grond zijn dit soort uitlatingen niet.
De grootste bekendheid verwierf Drewermann in zijn confrontatie met de hiërarchie van de katholieke kerk. Dit leidde in de jaren negentig tot een doceerverbod en ontheffing uit het priesterambt. Over dit gebeuren is veel gesproken en geschreven en maakte deze dwarsligger uit Paderborn tot een publiek figuur. Dat hoeft niet opnieuw voor het voetlicht gebracht te worden.
Iets anders is zijn werk. De aandacht van de media belette Drewermann niet om gestaag door te werken aan zijn oeuvre. Zijn werk ‘Dieptepsychologie en Exegese’ (midden jaren ‘80) was een flinke steen in de vijver van de gangbare bijbeluitleg en kreeg een vervolg in commentaren op een veelheid van Bijbelboeken. Beginnend bij het Markusevangelie heeft het veel gelovigen geholpen bij het symbolisch verstaan van de bijbel.
Aandacht voor de mens
Dat proces is nog steeds gaande en naar mijn besef ook hard nodig. In 2007 voltooide Drewermann zijn zevendelige werk ‘Geloven in vrijheid.’ Wat dit werk onderscheidt van alles wat er tot dusver voorhanden is, is de aandacht voor de mens en dan in de ruimste zin. Kosmologie, natuurwetenschap, biologie en als laatste neurologie komen eraan te pas om wie mensen zijn in een veelheid van facetten te vatten. Geen andere theoloog is in staat om zo het gesprek met een verscheidenheid aan menswetenschappen aan te gaan.
Deze brede blik geeft echter ook aanleiding tot kritiek. Vertilt iemand die zoveel bespreekbaar wil maken zich niet? En moeten lezers zich echt door grote bergen wetenschappelijke kennis heen worstelen om in deze tijd de vraag naar God zinnig te kunnen stellen?
Ziedaar een deel van de ergernis die Drewermann oproept. Zijn werk serieus nemen vraagt veel en dan is het makkelijker om het als overdadig af te doen of domweg te negeren. Een dosis jaloezie zal daar af en toe in meespelen.
Terwijl Drewermann bij vakgenoten veel scepsis ontmoet, worden zijn sprookjesduidingen door germanisten geprezen en neurowetenschappers zijn onder de indruk van zijn presentatie van hun vakgebied.
Dat roept op z’n minst om een andere houding onder theologen. Zeker nu in Nederland het debat tussen Geloof en Natuurwetenschap in volle gang is kan het werk van Drewermann helpen om kennis te nemen van een veelheid aan vakgebieden om daarnaast de eigen theologische inbreng volop serieus te nemen. De Studiekring Drewermann hoopt hier het nodige aan bij te dragen.
Spanning
Bij de oprichtingsdag van de Studiekring ging het echter niet om de verhouding tussen geloof en wetenschap, maar kwamen De Tien Geboden aan de orde. Het boek dat Drewermann daarover schreef werd hem aangeboden in een Nederlandse vertaling.
Een van de hoofdmomenten in Drewermann’s benadering is het betrekkelijke van de moraal. Een mens heeft meer nodig dan alleen moraal. Drewermann zet dan ook voortdurend in bij de bevestiging en versterking van de persoon van een mens.
Niet een strengere wetgeving, maar een versterking van wie je als mens bent, los van alles wat je doet of kunt. Wie bevestigd wordt (en dat kan een lange weg zijn als mensen veel averij hebben opgelopen) zal van binnenuit het goede opnieuw ontdekken en willen. Drewermann’s ervaring met mensen die hulp zoeken geeft aan zijn werk een toon van groot mededogen. Hij biedt ruimte om op verhaal te komen.
Aan de andere kant, en soms lijkt dat tegenstrijdig, moedigt hij mensen aan om met grote inzet en zonder voortdurende compromissen te leven. Zijn eigen onverdroten ijver mag daar een voorbeeld van zijn. Deze beide kanten geven een spanning binnen zijn werk, die soms ongemakkelijk is, maar wellicht even onvermijdelijk als het leven zelf.
Genoeg aanleiding in ieder geval voor de Studiekring om zijn de werk de aandacht te schenken die het verdient en daarbij kritische vragen niet achterwege te laten.
Drs. Bert L. van der Woude (predikant van de Protestantse gemeente Winschoten en voorzitter van de Studiekring Drewermann)